IV

Altijd
onrustig

 

Rusland probeert de Noord-Kaukasus al 300 jaar in bedwang te krijgen. Tussen 1817 en 1864 vocht het de Kaukasusoorlog waarmee het gebied definitief gekoloniseerd werd, door Kozakken, Russen en Georgiërs. Honderdduizenden Kaukasiërs vluchtten richting Turkije. Maar nooit is het hier rustig geworden. De Sovjet-Unie onder Stalin deporteerde vijf volkeren naar Centraal-Azië en bevolkte het gebied met ‘bevriende volkeren’. Meteen na de val van de Sovjet-Unie ontvlamde het gebied weer, in oorlog en terreur. Alle grote terroristische aanslagen in Rusland vinden hun oorsprong in de Noord-Kaukasus. Het gebied is daarmee ook de grootste nachtmerrie voor de organisatoren van Sochi 2014: lukt het om aanslagen buiten de deur te houden?

Vrede in ruil voor werk

Eén van de vele checkpoint op de M29, tussen Makhachkala en Khasavyurt (Dagestan)

Het zal een van de voornaamste hoofdbrekens zijn in Moskou. Hoe krijgen we die Noord-Kaukasus Noord-Kaukasus Landkaart stil? In de aanloop naar de Olympische Spelen probeert Moskou de onrust in het gebied te bezweren door miljarden in het gebied te investeren. Zo zijn er plannen om in elke republiek een groot skigebied aan te leggen, waardoor toerisme en economie zouden worden aangejaagd. Een speciale vice-premier, de vertrouweling van Poetin Alexander Khloponin, is aangesteld om dit voor elkaar te krijgen.

De Kaukasus is een van de gevaarlijkste gebieden op aarde om te wonen.

In het voorjaar van 2013 werd een van die skigebieden geopend, door de Ingoesjetische president Jevkoerov. Voor ons, buitenlandse journalisten, bleek het onmogelijk om dit skigebied – hoog in de bergen van Ingoesjetië te bezoeken. De veiligheidsdienst FSB weigerde om ons toestemming te geven het gebied – dichtbij de grens met Georgië – te bezoeken. Hoe zo'n hermetisch afgesloten gebied de economie van een land kan opvijzelen en daarmee de onrust en terreur kan doen afnemen is een grote vraag. Het recept lijkt nog niet te werken. De Kaukasus is een van de gevaarlijkste gebieden op aarde om te wonen. De afgelopen twee decennia zijn hier honderdduizenden mensen omgekomen in een voortdurende strijd tegen separatisme en terreur. Velen meer hebben hun huis moeten ontvluchten en leven in vele gevallen nog steeds buiten hun geboortestreek.

De binnengrens tussen Noord-Ossetië en Ingoesjetië. De weg hierachter leidt naar de nieuwe skigebieden, hotels en het gerenoveerde sanatorium. Voor buitenlanders verboden gebied. Kritische journalisten zijn er weinig, ze moeten vrezen voor hun leven.

In de strijd tegen separatistische en radicale groepen zijn honderden onschuldigen opgepakt en verdwenen. Honderden politiemannen hebben het leven verloren tijdens het uitoefenen van hun werk. De burgerbevolking zucht onder de strijd tegen de opstandelingen en de corruptie en gewelddadigheid van de overheid. Kritische journalisten zijn er weinig, ze moeten vrezen voor hun leven.

De Noord-Kaukasus is piepklein. Als je bij Sotsji aan de Zwarte Zee de bergen overklimt ben je er al. In een halve dag rij je er dwars doorheen. Een snelweg, de Transkaukasische M29 doorsnijdt het gebied van west naar oost, aan de voet van de bergen. Dan kom je respectievelijk in Karatsjaj-Tsjerkessië, Kabardië-Balkarië, Noord-Ossetië, Ingoesjetië, Tsjetsjenië en uiteindelijk in Dagestan, aan de Kaspische Zee Kaspische Zee Rusland . Allemaal landjes van niets, als je ze afzet tegen de enorme landmassa van moederland Rusland dat zich naar het noorden toe uitrolt.

Zelfmoordaanslagen

De Noord-Kaukasus is berucht, in Rusland. De afgelopen decennia hebben enkele tienduizenden Russische soldaten hier in de strijd het leven verloren. Sinds juni 2000 – toen een oud-gevangene en twee Tsjetsjeense weduwes zich in auto’s volgeladen met explosieven een weg in een Russisch militair convooi boorden, zijn (zelfmoord-) aanslagen een terugkerend verschijnsel. Iedereen – ook buiten Rusland – herinnert zich de gruwelijke taferelen van de gijzeling in het Moskouse Dubrovka-theater in 2002. Of de aanslag op een Moskous popfestival, in 2003. De treinen en metro’s die werden opgeblazen in Moskou en andere steden in 2003, 2004, 2009 en 2010. De aanslagen op vliegtuigen boven Wolgograd en op het Moskouse vliegveld Domodedovo in 2004 en 2011.

De lijst aanslagen binnen Russische grenzen is al een flinke opsomming, maar de lijst zou pagina’s vullen als alle aanslagen op burgers, politie, leger en overheidsgebouwen en -personeel in de Noord-Kaukasische republieken zelf worden meegeteld. Tot op de dag van vandaag vinden bijna wekelijks aanslagen plaats, vaak in de meest onrustige republieken Dagestan en Kabardië-Balkarië. De meest bekende aanslagen werden gepleegd in Noord-Ossetië, de enige republiek in de Noord-Kaukasus waarvan het merendeel van de bevolking christelijk is. Noord-Ossetië staat al enige eeuwen bekend staat als bondgenoot van Rusland. Twee keer werd in de hoofdstad Vladikavkaz (letterlijk: Heerser over de Kaukasus) de markt opgeblazen, maar in 2004 volgde een aanslag die de hele wereld deed gruwen.

Een romantisch gebied

De Noord-Kaukasus is ook het gebied waar zo’n beetje alle grote Russische schrijvers hun vuurdoop beleefd hebben. Poesjkin, Lermontov en Tolstoj hebben hier rondgereisd, in het leger gediend en epische verhalen geschreven. De Kaukasus sprak in het negentiende eeuwse Rusland tot de verbeelding, zoals het Wilde Westen in de Verenigde Staten.

De Kaukasus was het Wilde Westen van Rusland.

De Russische schrijvers hadden een ambivalente verhouding tot de Kaukasiërs, het waren als nobele wilden, trotse en vrijheidslievende moordenaars, die door even trotse en moedige Russen op de knieën gedwongen moesten worden. Het Russische spel van aanval, tweedracht zaaien en pacificatie dat door die grote Russische schrijvers zo mooi is beschreven is linea recta op de hedendaagse situatie toe te passen. Maar dan uiteraard met modernere politieke en militaire middelen, en enkele winstgevende oliebronnen als complicerend element. De vader van de huidige Tjetsjeense leider Ramzan Kadyrov (Akhmad Kadyrov) is de Hadzji Moerat uit Tolstoi’s boek (Hadzji Moerat, 1904) van deze tijd, de vrijheidsstrijder die om een interne strijd in de republiek te bedwingen de steun van de Russen zoekt.

Kaukasiër’ staat in Moskou bijna synoniem aan onbetrouwbaar en crimineel.

En nog steeds, als je bijvoorbeeld een Moskoviet vraagt naar zijn mening over de Kaukasus, dan zal hij liefdevol praten over de wijn, het eten, de mooie cultuur maar ook over het opvliegerige, onbedwingbare karakter van haar volken. ‘Kaukasiër’ staat in Moskou bijna synoniem aan onbetrouwbaar en crimineel.

In een van de weinige kroegen in Grozny waar bier gedronken mag worden, gaat het helemaal los. De mannen leggen even hun pistool af en dwingen dan de serveerster om met hun te dansen, terwijl de muzikant met synthesizer en microfoon de menigte helemaal wild maakt met zijn opzwepende ritmes.

Driehonderd jaar strijd

In het Arabisch wordt de Kaukasus het gebergte der talen genoemd.

In het Arabisch wordt de Kaukasus Djabal Al-Alsoen genoemd, het gebergte der talen. Er zijn maar weinig plekken op aarde waar zoveel verschillende volkeren, met soms totaal verschillende talen, bij elkaar leven. Het Tsjetsjeens bijvoorbeeld, is onderdeel van een piepkleine taalfamilie, samen met het Ingoesjetisch. De Kabarden, Tsjerkessen en Adygheers spreken een taal die alleen in de noord-westelijke Kaukasus voorkomt. De Balkaren en de Karatsjai spreken daarentegen weer een soort Turks, terwijl het Ossetisch een Indo-Germaanse taal is, aan het Perzisch verwant. In de bergen van Dagestan – het meest multi-etnische gebied van de Kaukasus – worden meer dan dertig talen gesproken. In Plinius staat vermeld dat de Romeinen hier 130 tolken nodig hadden om zich verstaanbaar te kunnen maken in de 300 gesproken talen – waarschijnlijk overdreven, maar het geeft een idee.

De bergen zijn de veilige haven van alle vechters en opstandelingen. Oude ansichtkaart van de Kaukasus.

De Kaukasus is een natuurlijk conflictgebied, als je dat zo kan noemen. Je kan het vergelijken met de Balkan: een heuvel- of bergachtig gebied, dat moeilijk toegankelijk en controleerbaar is en – misschien daarom – een natuurlijke grens vormt tussen verschillende grootmachten. Grote rijken komen en gaan, maar alle rijken die rondom de Kaukasus hun bivak opsloegen hebben zich stukgelopen op deze woeste bergen en – zoals hun kronieken vertellen – even woeste volken. Wie houdt van geopolitiek en het niveau van analyse waarin de omgeving de mens maakt komt in de Kaukasus een heel eind. Hoe hoger in de bergen, hoe horizontaler de samenlevingen georganiseerd zijn. Feodalisme werkt hier niet: de territoria zijn te klein en moeilijk controleerbaar en de afstanden moeilijk overbrugbaar. Raden van ouderen, wijzen en krijgers regeerden de stammen. Alleen op de vlakten regeerden prinsen en hoofdmannen, maar bij elke aanval van een groter landrijk werd die hiërarchie dan ook wreed verstoord.

Vladikavkaz (1929) De Georgische Militaire Weg, aan de Georgische kant van de grens.

Maar altijd, tot op dit moment, zijn de bergen de veilige haven van alle vechters en opstandelingen. De dorpen in die bergen worden dan ook door eenieder beschouwd als de oervestigingen van de verschillende clans in elke bevolkingsgroep. De drie doorgangen door en langs de bergen laten de eeuwenoude strijd om de bergen duidelijk zien. Aan de westkust wordt de route bewaakt door de forten van Tuapse en Novi Afon. Maar in het het blauwe water van de Zwarte Zee zijn de ruïnes van de forten en handelsplaatsen uit de oud-Griekse tijd soms nog zichtbaar zijn. Zoals in de Abchazische hoofdstad Soechoem, waar vanaf het restaurant Dioskurias – overigens vrijwel verwoest in de laatste oorlog - de stenen en zuilen van de Griekse geschiedenis vlak onder het wateroppervlak liggen.

Derbent, getekend door Cornelis Schenk, rond 1700

In het midden: de meest moderne doorgang, waar de Russische vestingstad Vladikavkaz – letterlijk: heerser over de Kaukasus – waakt over iedereen die vanaf hier de bergen intrekt, over de Georgische Militaire Weg richting Tbilisi. En in het verre oosten, aan de kust van de Kaspische Zee: Derbent, de oudste stad in de Russische Federatie, waar een groot kasteel waakt over de stad en de passage naar het noorden. Als je over de stad uitkijkt zie je recht en links van het kasteel twee stadsmuren eerst steil het kasteelplateau afdalen, en dan recht door de stad naar de kust trekken. Ooit waren deze twee muren de begrenzing van de stad. Wie noordwaarts wilde trekken kon de stad, met haar tolheffingen en markten niet vermijden. De poort betekent Derbent dan ook. Maar de stadsmuren hielden niet op bij de zee. Als twee lange armen liepen zij nog vijfhonderd meter door de zee in. Daartussen vormde zich zo een natuurlijke haven, een schutplaats tegen de woelige Kaspische golven. Het is een prachtig concept. Een monsterlijk groot kasteel, vanwaar twee armen de stad insluiten en diep de zee inlopen..

Architectuur van oorlog & controle

Derbent is eigenlijk moeilijk een Kaukasische stad te noemen. Juist doordat het de vlakte controleerde was dit het speelveld van de Perzen en de Turken, de Mongolen en de Khans, kortom de mensen van de vlakten. Maar toch, deze stad is gebouwd als monument van aanval en verdediging. Als een lijnrechte muur die de Kaukasus de zee in helpt. Dit is de vervolmaking van de Kaukasus. De fortificaties van deze stad drukken precies uit wat elk oud dorp en elk oud monument hier ook hoog in de bergen uitdrukt: oorlog en controle. Dikke muren, hoge torens en een strategische locatie. Het is precies als in de bergdorpen verderop, waar de familietorens van uitgehakte stenen, eierstruif en geitenmelk de valleien bewaken en de bevolking beschermen.

Markt in handelsstad Derbent

Grensmuur in Derbent die vanuit de zee rechtstreeks de bergen inloopt.

In het dorp waren alle huizen gebouwd als kleine forten.

De inwoners van de Kaukasus zijn trots op hun geschiedenis. Een geschiedenis die wordt gedefinieerd door oorlog en geweld. En daar hoort mannelijkheid bij. De Britse historicus John F. Baddeley beschrijft het prachtig in zijn geschiedschrijving uit 1901, the Russian Conquest of the Caucasus. De dorpen waren zo afgelegen mogelijk gebouwd, schrijft hij - parafraseer ik – het liefst op een rots in zuidelijke richting, zodat ook in de koude winters alle zonnestralen werden meegepakt. Hoe veraf de waterbronnen en akkerland lagen, dat maakte niet uit – daar gingen de vrouwen over. De mannen lagen in de zon, hun stokken aan het scherpen, wanneer ze niet aan het slapen, eten of vechten waren. Alle arbeid werd overgelaten aan de vrouw. En als die dan op jonge leeftijd verweerd en krom was geworden, dan nam de man een nieuwe vrouw. Polygamie is hier geen uitzondering. En als er dan een aanval zou komen, dan moest de vijand eerst halstoeren uithalen om het dorp te bereiken. Zomaar van afstand bestoken, dat lukte niet. In het dorp waren alle huizen gebouwd als kleine forten: er stonden stenen muren eromheen en kleine, benauwde steegjes verbonden de huizen met elkaar. De vijand stond voor de bijna onmogelijke opgave in elk huis een nieuw garnizoen aan mannen en vrouwen neer te slaan.

Mogamedkhan Mogamedkhanov “Jongens moeten vanaf hun achtste leren vechten en op hun 14e klaar zijn voor het echte leven.”

Mogamedkhan Mogamedkhanov

Het leven hier is serieus

'Bij ons ben je maar kort kind,' zegt de oude Dagestaanse historicus Mogamedkhan Mogamedkhanov, werkzaam aan de universiteit van de Dagestaanse hoofdstad Machatsjkala. 'In het westen en ook in Rusland kan je je veroorloven om tot je 16e, soms tot je 30e te blijven spelen. Hier is een meisje van acht al volwassen en draagt volledige verantwoordelijkheid in het huishouden. Jongens moeten vanaf hun achtste leren vechten en op hun 14e klaar zijn voor het echte leven. Het leven in de Kaukasus is serieus. Dat weerspiegelt zich in de opvoeding. Puberen is hier onverantwoord. Dat gebeurt hier niet.' Als de mannen – in die goeie, ouwe tijd – niet aan het luieren, slapen of eten waren, dan was er nog het worstelen. Als vechten in vredestijd is deze sport net zo eigen aan de Kaukasus als de hoge bergen. Nog steeds, op alle Olympische Zomerspelen zijn de worstelaars uit de Kaukasus een kracht om rekening mee te houden. Maar al te vaak nemen zij het merendeel van de beschikbare medailles mee naar huis.

Het stoffige marktstadje Khazavajoert is het centrum van de Kaukasische worstelcultuur. Talloze Olympische, Wereld en Europese kampioenen zijn geboren of getraind in deze grensstad nabij Tsjetsjenie.Alikhan Dzhamaldinov, de trainer van het worstelinternaat 'Spartak'. "Bij mij zien ze geen porno of terroristische propaganda. Geen leerling van mij wordt een bandiet. Terwijl de verleidingen hier groot zijn, in Khazvyurt, en in heel Dagestan. Mensen worden hier vaak vernederd. Ze worden gedwongen geld te betalen voor zorg, of onderwijs, dat gratis hoort te zijn. Ze moeten een baan kopen. Mensen zijn op zoek naar de waarheid en gerechtigheid. Dan kom je soms uit bij radicale islam of bij de terroristen in de bergen. Maar ik probeer een alternatief te geven. Elke tweede leerling van mij wordt een kampioen."'Spartak'Jonge worstelaars krijgen zwaar eten van de eigen 'Spartak'-boerderij.Spieren losmaken voor de worstelcompetitie begint.Rasoel"Als een jongen gaat worstelen op zijn 7e of 8e dan doet hij dat als een serieus man," zegt Magomedkhan Magomedkhanov. "Het is dus niet alleen een spel, maar een serieuze strijd tussen twee mannen. Serieus, omdat het hele systeem van opvoeding en educatie hier serieus is. Serieus omdat het leven hier serieus is."'Wij hebben een speciale opvoeding hier,' zegt trainer Magomed Magomedov. 'We doen de dingen op onze manier. Als een man de ouders hun dochter ten huwelijk vraagt, vragen de ouders of hij worstelt of niet. Onze voorvaderen vertellen ons door dat we hier sterke en moedige mannen nodig hebben. In dit leven, in Dagestan overleven alleen de allersterksten. Het leven is een worsteling, en worstelen is een worsteling op zich.''Mijn geheim is het Spartaanse regime dat we onze kinderen opleggen,' zegt Alikhan Dzhamaldinov.

Alles zou veranderen met de komst van de Russen. Vanaf 1770 richtte de expansiedrift van Rusland zich zuidwaarts. Eeuwenlang was Rusland overlopen door de horden uit de oneindige vlakten ten oosten van Moskou en Kiev, de oerlanden van de Slaven. Nog tot 1699 betaalde Rusland jaarlijks grote sommen smeergeld aan de Khans van de Krim – ook de nominale heersers over enkele Kaukasusvolken – om invasie en oorlog te vermijden. Nu, in een zucht naar land, grondstoffen maar ook zeker naar stabiliteit aan de grenzen, begon de grote tocht oostwaarts naar de Stille Oceaan en zuidwaarts naar de Kaukasus. Ook rivaliteit met het machtige Ottomaanse Rijk aan de Zwarte Zee speelde hierin een grote rol.

Instrumenteel in de Russische opmars waren de kozakken.

Instrumenteel in deze opmars waren de kozakken. Deze bendes mannenbroeders van multi-etnische afkomst vormden ooit sektarische, autonome gezelschappen aan de grenzen van Rusland. Zij hebben ook eigen landen en overheden gehad, maar werden gaandeweg de 17e eeuw ingelijfd als grenswachten van Rusland. Nadat in 1783 de weg recht door de bergen naar het meestal loyale Georgië zo goed als mogelijk wordt veilig gesteld, beginnen de Russen vanuit Vladikavkaz richting het oosten en westen forten aan te leggen. Langs de rivier de Koeban westwaarts en de Terek oostwaarts verschijnt een linie forten, bemand door Kozakken en Russische legertroepen. De linie wordt eerst gezien als verdedigingslinie, maar langzamerhand worden de forten een uitvalsbasis om de rusteloze bergvolken aan te pakken. Het is een klassiek concept dat doet denken aan de strip Asterix en Obelix: de kozakkensoldaten staan op wacht, de bergsoldaten vallen af en toe de vestingen aan en stelen mannen, vrouwen, eten en goederen. De verovering van de Noordelijke Kaukasus verliep min of meer over deze drie fronten, die vreemd genoeg sindsdien nauwelijks veranderd zijn. Al vanaf het begin was het midden, waar de Ingoesjeten, de Osseten, de Kabarden en enkele kleinere stammen woonden goed pacificeerbaar voor de Russen. Grote oorlogen zijn hier zelden gevoerd. In het oosten, daar woonden de Tsjetsjenen en alle Dagestaanse volken. Dat is het front waar de Russen zich nog steeds stuk op lopen. In het westen woonden de Tsjerkessen en vele andere kleinere volkeren. Hun los-vaste natiestaat staat op oude kaarten nog aangeduid als Circassië. De westelijke volkeren voelden zich het meest verwant met – en beschermd door – Turkije. Hun oorlogen waren een permanent spel om de Turken, Engelsen en Fransen voor zich te winnen en zo de Russen het land uit te jagen. Tot 1864 streden alle dorpen en volkeren hier tegen de Russen in een decennia durende oorlog. De Turken, verzwakt door de Krimoorlog, boden uiteindelijk weinig andere hulp dan onderdak voor honderdduizenden vluchtelingen uit de Kaukasus. De tsaar betaalde de boten, zijn legers dreven de volkeren naar de havens. Nog steeds zijn in het voormalige Ottomaanse Rijk, van Istanbul tot aan Caïro, grote gemeenschappen Kaukasiërs te vinden. Het zijn gemeenschappen die hun culturen en talen in ere proberen te houden en in veel landen, zoals Jordanië, Syrië, Turkije en Israël een bijzondere positie hebben in het leger; van vader op zoon doorgegeven vanuit de oorlogen in de 19e eeuw.

'No Sochi 2014' campagne door de Circassische diaspora. Oude familiefoto van de familie van Nesdet Akin uit Kayseri, Turkije, wiens familie eind 19e eeuw uit Abchazië naar het Ottomaanse Rijk vluchtte.

Uit geen ander gebied in de Kaukasus heeft de Kaukasusoorlog zo’n grote vluchtelingenstroom teweeg gebracht als uit dit westelijke gebied. Volkeren als de Oebychen, die vanouds rond Sotsji woonden, werden vrijwel uitgeroeid. De laatste Oebych stierf in 1992 in Turkije. Slechts op audiocassettes en in dossiers van taalkundigen leeft de taal voort. De verschillende gemeenschappen in diaspora, verzameld onder de naam Circassiërs zijn de laatste jaren een wereldwijde campagne begonnen om de genocide die op hen gepleegd is officieel te laten erkennen. Juist op de plek waar de Olympische Spelen van 2014 plaatsvinden, in het skigebied Krasnaja Poljana werd in 1864 de laatste beslissende slag op het westelijk front van de Kaukasusoorlog uitgevochten. Een grote gedenksteen herinnert er nu trots aan de definitieve verovering van de bergen. In deze tijd was de macht van de Russen niet vanzelfsprekend. De bergvolkeren waren in de meerderheid, maar waren slechter bewapend en slechter georganiseerd. De Russische historicus Ivan Golovin beschrijft in zijn boek De Kaukasus uit 1854: 'Corruptie is zonder twijfel een tak waar Rusland zeer vaardig in is. Dankzij corruptie ook heeft Rusland zich een weg door de Kaukasus kunnen banen.' De horizontale en vaak per dorp of vallei georganiseerde stammen en legers waren lang de kracht van de Kaukasus. Maar hoe moderner de legers die tegenover hen stonden, hoe vaker het gebrek aan een meer verticale machtsstructuur de Kaukasische volkeren opbrak. In dit vacuüm sprongen de grote Tsjetsjeens-Dagestaanse leiders van de Kaukasische oorlog. Zij gingen op zoek naar een manier om de lokale dorpen en familieverbanden te overstijgen. Dat vonden zij in de islam.

Resten van de oude bergvesting Fiagdon in Noord-Ossetië.

Politieke islam

Imam Ghazi Muhammed was de eerste leider van de jihad, de heilige oorlog tegen de Russen. In de Kaukasus was de islam niet streng of orthodox. Het was een mengelmoes van lokale gebruiken waarin de sharia, het stelsel van islamitische wetten niet leidend was. Dat zou veranderen onder Ghazi Muhammed. De strijd tegen de Russen kan nooit gewonnen worden zonder trouw aan de sharia, dachten Ghazi Moellah en zijn opvolgers, Gamzat-Bek en Sjamil. De strijd tegen de Russen kreeg automatisch een religieus doel, want met Russen als bezettende of veroverende macht in het gebied kon ook nooit de sharia heersend worden. De imams keerden zich tegen de lokale gewoonten, tegen wijn, dronkenschap, vendetta's en vervalsingen in de islam zoals die werden beleden. Ze organiseerden zich in een lokale variant op kloosterorden. Het verzet begon in Gimry, Dagestan Gimry Dagestan . Maar in redelijk korte tijd werd de opstand veel groter dan Gimry alleen. Op haar hoogtepunt had Imam Sjamil, verreweg de meest succesvolle leider, een enorm gedeelte van Dagestan, Tsjetsjenië en het westelijke Tsjerkessië onder controle. Geen leider in de Kaukasus is zo'n bedreiging voor de macht van de Russen geweest als Sjamil tussen 1834 en 1859.

Imam Sjamil (Goenib, Dagestan, 2012)

Op de bergwand in de achtergrond is Imam Sjamil’s portret geschilderd, tegen een groene achtergrond (Goenib, Dagestan, 2012)

Portret van Imam Sjamil in het gebouw van de journalistenunie in Machatsjkala

Goenib is een klein stadje midden in de bergen van Dagestan. Het stadje heeft in Rusland een bijna legendarische bijklank gekregen als plek waar het Imamaat van Sjamil na vijfentwintig jaar strijd tegen het zoveel grotere Russische rijk dan eindelijk verloren ging. Wie er nu op aanrijdt ziet als eerste in de bergen boven de stad een flinke fortificatie, waar nog steeds kadetten van het Russische leger huizen. Daaronder, op een bergmuur tussen fort en stad, een portret van een woestbebaarde man, op een groene vlag. Waar in zijn geboorteplaats Gimry de opstand tegen de Russen nog steeds voortwoekert, is in Goenib een waar Sjamiltoerisme mogelijk. Goenib ligt bijzonder strategisch. Aan een kant steken steile rotswanden omhoog naar een hoog en onbereikbaar plateau, aan de andere kant leidt een haarspeldweg omlaag een diep ravijn in. Vanuit het stadje kijk je naar drie kanten vrij de valleien en ravijnen in. Niemand kan dit stadje ongemerkt benaderen. De Russen namen de tijd, vertelt vice-burgemeester Mogamed, die ons rondleidt. ‘Ze sloten de valleien af, en gingen op zoek naar de hoogste posities in de omgeving. Van daaruit konden zij Goenib bombarderen.’ Het plateau boven het stadje is bebost. Een oud sanatorium voor Komsomolpioniers met ademhalingsproblemen komt voorbij, en dan doemt tegen weer een nieuwe rotswand in het bos een witgekalkt theekoepeltje op. 'Daar is het gebeurd,' zegt Mogamed, met ontzag in zijn stem. Imam Sjamil was omsingeld door de Russen. Zijn eigen leger was minimaal. Velen hadden hem in de steek gelaten, alleen de laatste getrouwen waren nu bij hem. Sjamil besloot om zich over te geven, om zo zijn vrouw, kinderen en misschien zichzelf te redden. Op de plek waar nu de blinkend witte theekoepel staat, zo vaak gereproduceerd op koekjesblikken, ansichtkaarten en theeserviezen, schudde hij de hand van de Russische generaal Alexander Bariatinsky. Na zijn gevangenname wordt Sjamil, tot zijn eigen stomme verbazing, als een held door Rusland getransporteerd. Dagenlang reist hij door het land, per koets en trein. Hij heeft zich verbijsterd om de onvoorstelbare grootte van het land. Zijn hele leven heeft hij gevochten voor een gebied van enkele honderden kilometers. Nu reist hij dagen, weken door een land waar geen einde aan lijkt te komen. In Petersburg wordt hij voorgesteld aan de tsaar en de aristocraten. In de theaters en opera vergapen mensen zich aan hem. Op foto's uit die tijd staat een grote, ietwat verwilderde man, in een lange pij. Hij kijkt woest de camera in. Sjamil was ongelukkig in Petersburg. Na enige tijd krijgt hij verlet om zich te vestigen in Kaloega en reist later door naar Kiëv, waar hij een luxueus, door de tsaar betaald leven kan leiden. In 1869 mag hij het land uit. Via Odessa vertrekt hij naar Istanboel, waar hij bij de sultan groots wordt onthaald. Dan vertrekt hij naar Mekka en Medina, waar hij in 1871 sterft.

In lokale musea zoals dit museum in Naltsjik, Kabardië-Balkarië, wordt de lokale geschiedenis gefolkloriseerd en opgehemeld. De Kaukasus zal nooit rustig worden.

De romantiek van de 19e eeuw heeft zich doorgezet naar de folklore van de 20e eeuw. De felle guerrillastrijders uit de Kaukasusoorlog werden vertaald naar tableaus van bovennatuurlijk gezonde, krachtige mannen en vrouwen, edele krijgers, verheven boven het straatgewoel, fier te paard of – de vrouwen, ferme, trotse types met flinke boezems – druk bezig met een edel ambacht als sieraden maken of potten bakken en fruit inmaken. Tijdens de Tsjetsjeense oorlogen in de jaren '90 deed onder de anti-Russische strijders een lied de ronde over Baisangoer, de medestrijder van Sjamil, die tot het laatst tegen de Russen vecht in het belegerde Goenib. Als Sjamil de vrede tekent en zich overgeeft, roept Baisangoer hem na, zo gaat het lied: 'Draai je om, ik schiet je neer!' Sjamil draaide zich niet om, wetende dat een strijder als Baisangoer nooit iemand in de rug zal schieten. Het lied was het Tsjetsjeense antwoord op de door Russen geschreven en geromantiseerde geschiedenis van de strijd in de Kaukasus.

Met het einde van Sjamil in 1859 in het oosten en de slag om Krasnaja Poljana Krasnaja Poljana Sotsji Regio in 1864 in het westen is de Kaukasusoorlog officieel voorbij. Maar de Kaukasus zal nooit rustig worden. Meteen na de arrestatie van Sjamil staat in het Dagestaanse Sogratl een nieuwe imam op, die weer een redelijk grote navolging krijgt. Alle 600 mannen van het district worden naar Siberië verbannen.

De Sovjet-Unie leek velen werkelijk een goed idee, na de armoede, oorlog en terreur onder de tsaar.

De Noord-Kaukasus onder de Sovjet-Unie

De Sovjet-Unie leek velen werkelijk een goed idee, na de armoede, oorlog en terreur onder de tsaar. De radenrepubliek sprak velen aan, want lieten zij zichzelf immers ook al eeuwen niet door tsaren en prinsen besturen, maar door hun raden van ouden en wijzen in de dorpen en streken? Maar tegelijkertijd kwam in de eerste, chaotische revolutiejaren ook de onafhankelijkheidsdrang weer op. Die werd later nog verhevigd door de toenemende repressie, terreur en hongersnoden in de jaren '20 en '30. Terwijl de resten van de tsaristische oorlogen nog nasmeulden kwam de Kaukasus voorzichtig aan weer in opstand tegen het nieuwe regime. De meeste opstanden werden niet volksbreed gedragen, maar eerder door kleine bendes geïnstigeerd, door de Sovjets 'bandieten' genoemd. In de bergen, die de Ingoesjeten, Tsjetsjenen, Karatsjai en Balkaren zo goed kenden, was het makkelijk om jezelf te verbergen en guerrillacampagnes voor te bereiden. De repercussies werden almaar dodelijker. De enige manier om de bendes te bestraffen, bedachten de Sovjettroepen, was om de bron van hun eten en hulp uit te schakelen. Hele valleien met dorpjes en gehuchten werden eind jaren '30 en begin jaren '40 uitgeroeid met het doel de levenslijnen van de partizanen te doorbreken. Toch hebben tot in de jaren '70 verzetsgroeperingen in de bergen gevochten tegen de communisten.

Monument voor de Tweede Wereldoorlog in de dorpsschool van Tsjinar, Dagestan.

Veteranen

In hun opmars door de Kaukasus haalden de Duitse legers net de Kaukasus. Eind 1942 beklommen ze de Elbroes Elbroes Kabardië-Balkarië, Rusland en plantten er trots de nazivlag met het hakenkruis. De filmbeelden hiervan gingen de hele wereld over. Maar het was slechts de uiterste voorhoede die eventjes van deze triomf mocht genieten. Het keerpunt in de oorlog had zich inmiddels voorgedaan en al snel begon de ongekend snelle terugtocht van de Duitsers. Nog geen 2,5 jaar na de beklimming van de Elbroes stonden de Russische legers aan de poorten van Berlijn. Maar de kortstondige kennismaking was angstig genoeg voor het regime in Moskou. Ter voorbereiding op hun opmars stuurden de Duitsers verkenners en propagandisten naar de Kaukasus om daar de geesten rijp te maken voor de Duitse ‘bevrijding’. Uit vliegtuigen gooiden ze biljetten met ‘Voor een vrije Kaukasus’ erop. Met de Duitsers, zo moesten de bergvolkeren geloven, zou de Kaukasus eindelijk weer vrij worden.

Met de Duitsers, zo moesten de bergvolkeren geloven, zou de Kaukasus eindelijk weer vrij worden.

Duizenden Kaukasiërs trokken vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog naar het front. Sterker nog, pochen veel oorlogsveteranen uit deze streek, de Kaukasische volkeren hebben verhoudingsgewijs het meest bijgedragen aan de oorlog, zowel in soldaten als in slachtoffers. Maar bij terugkomst van het front troffen veel soldaten een ontvolkt, leeg land aan, waar het paranoïde regime van Stalin flink had huisgehouden onder enkele volkeren.

Deportaties

Achmed Oestarkanov was nog maar 17 toen de oorlog uitbrak. Als hij de deur opendoet van zijn ruime appartement in Grozny, Tsjetsjenië is hij gekleed in een blauwsatijnen pyjama en draagt hij een klein bidkapje. Hij is piepklein. Zijn vrouw wordt naar de keuken gestuurd om eten te bereiden en de wodka te ontkurken. Hij is een Tsjetsjeen van de oude stempel – zo gerussificeerd als het maar kan – dus er moet natuurlijk een flink aantal glazen op het leven en de dood, de vrouwen en de gasten, vriendschap en het nageslacht worden gedronken.

Achmed Oestarkanov “Stalin riep ons om ten strijde te trekken.”

De Kaukasus is een echte veteranenregio. Geen ander deel van de Sovjet-Unie, zullen velen zeggen, leverde zoveel soldaten aan het Rode Leger. En dan zal er een strijd uitbarsten wie nu het meest heeft bijgedragen. Roman Aloev is geboren en getogen in Gori, Georgie, maar met de oorlog op zijn rempel besloot hij te vluchtten. Nu leeft hij in een omgebouwde schuur, in Zuid-Ossetie.

Veteraan Achmed Oestarkanov en zijn vrouw in Grozny, Tsjetsjenië

Achmed Oestarkanov “Ik ben pas bij thuiskomst tot volksvijand verklaard.”

‘Het was drie juli 1941,’ herinnert Oestarkanov zich. ‘Stalin riep ons om ten strijde te trekken. Met zeven vrienden uit ons dorp Oeroes-Martan hebben we ons toen aangemeld voor het leger. We hebben zelfs moeten liegen over onze leeftijd, zo graag wilden we vechten. We werden ingedeeld bij de cavalerie en kregen les op de kazerne in Grozny. Maar al snel ging het mis.’ De kleine man zit op het puntje van de stoel, met zijn oude 88-jarige lijf. ‘In 1942 werd de Sovjet-Unie overrompeld. Stalingrad werd belegerd en wij moesten midden in onze opleiding naar het front. Daar werd ik ingezet als verkenner te paard.’ Oestarkanov laat de bewijzen van zijn oorlog zien: een jasje volbehangen met medailles, een eindeloze reeks herinneringsmedailles van veldslagen, belegeringen, jubileumjaren en andere eerbetuigingen. Zijn grootste trots is een foto in het Kremlin, samen met Vladimir Poetin en Dimitri Medvedev. Oestarkanov trok van Stalingrad het hele land door, tot hij in het huidige Kaliningrad gelegerd werd om te werken bij de bevoorrading van het front. Oestarkanovs oorlog duurde lang. Na de capitulatie van de Duitse troepen werd hij snel met de trein naar het oostfront gestuurd: daar werd nog oorlog met Japan gevoerd. Vandaar ging het naar Mongolië en verder naar Mantsjoerije. ‘Ik was 23 toen ik uit de oorlog kwam,’ zegt Oestarkanov. ‘Ik ging naar huis en kwam terug in een leeg Tsjetsjenië. Later begreep ik dat ik mazzel heb gehad. Meer dan 16.000 soldaten uit Ingoesjetië en Tsjetsjenië zijn nog aan het front opgepakt en in kampen gestopt. Ik ben pas bij thuiskomst tot volksvijand verklaard.' In 1947 vertrok Oestarkanov naar Kazachstan en vond zijn ouders terug in een kleine kolchoz in de buurt van de Kazachse bergen. Hij werd gymleraar op de lokale school. 'Het was moeilijk in Kazachstan,' zegt hij. 'Er waren veel rellen tussen ons en de Kazachen en Russen die er al woonden. Wat voor ons een deportatie was, voelde voor hen als een invasie.'

Mamatai Bostanov “Het waren de vijftien meest zwarte jaren uit het bestaan van onze natie.”

Mamatai met foto’s uit Kazachstan.

‘Het waren de vijftien meest zwarte jaren uit het bestaan van onze natie,’ beaamt Mamatai Bostanov(74), in het dorpje Karatsjaevsk in Karatsjaj-Tsjerkessië Karatsjaj-Tsjerkessië Rusland . Hier wonen de Karatsjai. Op een heldere dag torent even verderop de machtige Elbroes boven de andere bergen uit. Het is een vredig paradijsje aan de rivier Koeban, met appelbomen, en vrij rondlopende koeien en kippen op de achterafstraatjes. Voor de geïmproviseerde tuinbank van Mamatai en zijn vrouw staan tientallen kratten met pas geplukte appels en peren. 'Veertien dagen lang was onze wereld donker en naar,' herinnert Mamatai zich. 'Elke dag werd ergens gestopt, dan kregen we wat eten. Ik kan me eigenlijk vooral een soort vissoep herinneren. Als er die dag mensen in de wagon gestorven waren, dan gaven we die aan voorbijgangers. Zo zijn velen van ons begraven op plekken die we nooit meer hebben kunnen achterhalen. Maar nog meer dan in de trein, stierven velen in Centraal-Azië. De tyfus, malaria, de honger, aan alles gingen we daar dood.' Zijn eigen, kleine familie van vijf overleefde de deportatie, maar van de familie van zij vrouw, een gezin met negen kinderen, gingen zes kinderen dood.

Mamatai Bostanov “De tyfus, malaria, de honger, aan alles gingen we daar dood.”

Karatsjaevsk, Karatsjaj-Tsjerkessië: de vroegste foto’s in het fotoalbum van Modalif en Sofia Tsjomajev zijn afkomstig uit Kazachstan.

Zijn vrouw komt aan met een stapeltje oude foto's. 'Sommigen zijn daar gestorven,' wijst ze aan,' anderen wonen nog in Centraal-Azië, sommigen zijn buren van nu.' Het is een vreemde gewaarwording dat dit krankzinnige, Stalinistische plan elke familie in dit stadje is overkomen. De een is geboren in Kazachstan, de ander in Kirgizië, weer iemand anders die we aanspreken bij een bushalte was 1 jaar toen hij gedeporteerd werd en 15 toen hij terugkwam.

Binnen een paar jaar waren Balkaren, Ingoesjeten en Tsjetsjenen van de kaarten en uit de atlassen en naslagwerken verdwenen.

Maar weinigen noemen eventuele collaboratie met de Duitsers als de ware reden achter de deportaties. 'Stalin was een Georgiër, hij wilde dit gebied vrijmaken om er Georgiërs te laten wonen,' zegt Amir Oezdjanov (73), ook in Karatsjaevsk. In zijn ouderlijk huis woonden Georgiërs toen hij terugkeerde uit Kazachstan. Zijn familie was intussen gedecimeerd. Toen zijn vader terugkwam, als soldaat uit de oorlog, trof hij een geheel ontvolkte streek aan. Al snel hoorde hij dat zijn familie en stamverwanten in Centraal-Azië woonden en trok hen achterna. 'Toen hij ons eindelijk had gevonden stierf hij nog geen week later,' zegt Oezdjanov, 'de uitputting was hem teveel geworden.'

Monument voor de slachtoffers van de repressie en deportaties nabij Nazran, Ingoesjetië

Terwijl kleine verzetsgroepen bleven doorvechten was met het verdwijnen van bijna 500.000 inwoners van de Kaukasus niet zozeer de angel uit het conflict getrokken, maar werd de wesp zelf gedeporteerd. De overblijvende republieken werden hernoemd: Karatsjaj-Tsjerkessië werd de Tsjerkessische Autonome Oblast, Kabardië-Balkarië werd eenvoudig Kabardië. Ingoesjetië werd verdeeld tussen Noord-Ossetië en de nieuwe Russische regio Grozny Grozny Tsjetsjenië, Rusland . Binnen een paar jaar waren Balkaren, Ingoesjeten en Tsjetsjenen van de kaarten en uit de atlassen en naslagwerken verdwenen.

Kaart uit de kleine Russische wereldatlas, 1955 (links). Kabardië-Balkarië heet hier de Kabardijnse ASSR, het Prigorodny-district is opgeslokt door Noord-Ossetië en de Tsjetsjeens-Ingoesjetische-ASSR bestaat niet meer. Maar in de volgende druk in 1966 (rechts) heeft Kabardië-Balkarië haar oude naam weer terug. De Tsjetsjeens-Ingoesjetische ASSR bestaat weer. Alleen het Prigorodnydistrict blijft Ossetisch.

Gemiddeld stierf tijdens de reis en na aankomst in Centraal-Azië 20 procent van de gedeporteerden. In de chaos van de transporten werden sommige families voor jaren uiteengerukt.

Opnieuw werden de getroffen bergvolkeren gedecimeerd.

Opnieuw, na de Kaukasusoorlog, de burgeroorlog rond 1920 en de grote terreur van de jaren '30 werden de getroffen bergvolkeren gedecimeerd. De gedeporteerden waren onderhevig aan zware restricties. Zij mochten de dorpen waar ze werden geplaatst niet verlaten zonder politietoestemming. Wie deze regels overtrad werd genadeloos opgepakt en naar Siberische strafkampen gestuurd. Een NKVD-document in het monument voor de deportatie laat zien dat van ongeveer 24.000 mensen die dat voorjaar in de regio Zuid-Kazachstan aankwamen op 15 juni 1944 al 357 mensen zijn gearresteerd en 1267 mensen gestorven.

Mamatai Bostanov “Toen kwam het bericht dat wij naar huis mochten.”

Aanleg van spoorlijn in de buurt van Alma-Ata (Kazakhstan). Sovjet-ansichtkaart uit 1959.

Het betekende dat de mensen – in uiteengeworpen gemeenschappen – creatief moesten zijn om te overleven. Een van de oplossingen was bijvoorbeeld het nemen van verschillende vrouwen, een door de koran gesanctioneerde maatregel om in tijden van oorlog en repressie het tekort aan mannen op te vangen. De vrouwen trouwden jong en de Tsjetsjenen, Ingoesjeten en Balkaren zochten elkaar zoveel mogelijk op. 'Zodra we eenmaal in Centraal-Azië zaten leek niemand zich meer om ons lot te bekommeren,' zegt Mamatai Bostanov, uit Karatsjaevsk. 'We hebben eindeloos veel brieven geschreven naar het Centraal Comité van de Communistische Partij, maar er gebeurde niks.' De Karatsjai voelden zich in de steek gelaten. Maar toen stierf Stalin. De schok die door de Sovjet-Unie ging was gigantisch. Het is voor buitenstaanders niet te begrijpen hoe het werkt, die Orwelliaanse aanbidding van een persoon die zoveel leed heeft aangericht. Voor Mamatai Bostanov en zijn familie leek het alsof de wereld onderging. 'We hebben verschrikkelijk gehuild,' vertelt hij. 'Altijd zongen we voor hem, in liedjes werd hij voorgesteld als onze vader. Hij was alles voor ons en nu was er niks meer. We hadden geen idee hoe het nu verder moest met ons en de Sovjet-Unie. Maar toen kwam het bericht dat wij naar huis mochten...'

Nikita Chroetsjov “Als Stalin ergens genoeg plek had gevonden om alle Oekraïners te deporteren had hij dat ook zeker gedaan.”

Onder de nieuwe leider Nikita Chroetstjov wordt Stalins terreur deels teruggedraaid. Op zijn historische 'geheime' toespraak op 25 februari 1956 zegt hij dat de deportaties geen enkel militair doel dienden. 'Maar toch,' zegt hij, 'toen aan het einde van 1943 het militaire fortuin aan onze kant stond, kwam er een beslissing om de Karatsjai te deporteren.' Chroetsjtov noemt alle volkeren op en eindigt de opsomming met de cynische constatering dat als Stalin ergens genoeg plek had gevonden om alle Oekraïners te deporteren hij dat zeker ook had gedaan. Moskou was doodsbang dat de honderdduizenden gedeporteerden in conflict zouden komen met de Georgiërs, Russen en Osseten die nu in hun huizen woonden. Om dit te voorkomen bood Moskou aan dat de Ingoesjeten naar de steppes van Zuid-Rusland konden verhuizen. Ook de Tsjetsjenen zouden noordelijker kunnen worden geplaatst, boven rivier de Terek en in Noord-Dagestan.

Monument voor hen die het dorp weer opbouwden na terugkeer uit de ballingschap, in Oetsjkeken, Karatsjaj-Tsjerkessië

Voor de Karatsjai en Balkaren was zo'n oplossing niet voorhanden, die moesten worden gereïntegreerd in hun eigen thuislanden. Maar zodra Chroetsjtov in 1956 het licht op groen zette was er geen houden meer aan. Zo snel mogelijk verhuisden de meesten terug, juist naar de geboortestreken die zij meer dan tien jaar hadden moeten missen. De Russen, Georgiërs, Kozakken, Osseten en anderen hadden vanaf 1944 de velden verbouwd van de gedeporteerde volkeren. Ze woonden in de achtergelaten huizen van de gedeporteerden. Voor een belangrijk deel waren zij ook onderdeel van het ingewikkelde steekspel om de Kaukasus rustig en loyaal te krijgen. Zo werden tienduizenden Zuid-Osseten uit Georgië naar de Noord-Kaukasus gehaald om vooral het Prigorodny-district te herbevolken. En nu kwamen die bergvolkeren terug, waar de Russen al anderhalve eeuw vol vrees over schreven tot ze uit de geschiedenisboekjes werden weggepoetst, en kregen eerherstel en compensaties notabene. Ook voor de niet direct betrokkenen werd dit een verwarrende geschiedenis. Door de hele Noord-Kaukasus gingen spookverhalen over die gevreesde repatrianten die 's nachts aan de huizen kwamen om hun voormalig bezit op te eisen. Het leidde tot een spontane uitstroom van de 'nieuwe inwoners' van de Noord-Kaukasus. Voor iedereen moet het een ongelofelijk verwarrende tijd zijn geweest.

In het Ingoesjetische Kantishevo, een uitgestrekt boerendorp op de grens met Noord-Ossetië, woont Gamat-Khan Katzoev, geboren in Petropavlovsk, Kazachstan. Hij kan zich het moment nog goed herinneren. 'Toen we terugkwamen uit Kazachstan woonden hier Osseten in mijn huis. Ze zagen ons aankomen en er viel een dikke stilte. Zonder een woord te zeggen verlieten ze het huis. Het rare was dat de Osseten helemaal niets hadden gekocht en niks in het huis echt veranderd was. We kwamen in exact hetzelfde huis terug dat mijn ouders in 1944 hadden verlaten. De Osseten hadden aangevoeld dat we terugkwamen.'

Anoniem "De Russen zijn doodsbang."

Gamat-Khan Huseynovich Katzoev (65) verloor zijn benen tijdens het Prigorodnyconflict in 1992, dat direct voortvloeide uit de deportatie en terugkeer van de Ingoesjeten naar en uit Kazachstan.

In steden als Grozny leidde dit in 1958 tot grote rellen. Duizenden Russen protesteerden tegen de komst van de Tsjetsjenen en Ingoesjeten en de privileges die zij daarbij kregen, zoals huisvesting, land en een financiële tegemoetkoming. Zij bestormden politiestations, kantoren van de Communistische Partij, het treinstation en andere openbare gebouwen. Een van de belangrijkste eisen was het hernoemen van de Ingoesjetisch-Tsjetsjeense Autonome Socialistische Sovjetrepubliek in Multinationale Socialistische Sovjetrepubliek. Bovendien, vonden zij, mochten in Grozny maar maximaal 10% Tsjetsjenen en Ingoesjeten wonen. Na enkele dagen van vernielingen en bezettingen dreef het leger de demonstranten uiteen.

Kaart in het monument van de deportatie in Ingoesjetië. De geruite en gestreepte vlakken, betoogt de kaart, zijn in de jaren van de deportatie tussen 1944 en 1956 afgepakt van de Ingoesjeten. Toen deze kaart gemaakt werd bestond Ingoesjetië zelf nog niet – het maakte nog deel uit van de Tsjetsjeens-Ingoesjetische ASSR. Daarom werd de naam van de nieuwe republiek in grote gele stroken op de kaart geplakt.

De KGB-archieven van die tijd laten wanhopig opportunistische brieven zien van Russen die schrijven: 'De Tsjetsjenen zijn gekomen en ze hebben een mollah als hun leider aangesteld en bidden tot god / Ze willen zich de republiek toe-eigenen en de bergwetten herstellen / Ze willen het privébezit weer in ere herstellen / Ze zeggen dat de Russen hier niet horen / De Russen zijn doodsbang / Vrouwen en kinderen zijn bang voor oogcontact, omdat elke dag nieuwe incidenten brengt. Een brief toont een gemeen bedoelde, maar zeer trefzekere kenschets van de terugkerende Tsjetsjenen: 'Kazachstan heeft hen niets geleerd, maar hen alleen verbitterd tegen de Russen en de Sovjetstaat.' In de jaren '70 kwamen de eerste protesten van de kant van de Ingoesjeten, waarbij de voornaamste inzet was dat het Prigorodny-district Prigorodny-district Noord-Ossetië, Rusland weer moest worden ondergebracht bij de Ingoesjetisch-Tsjetsjeense republiek, naar de grenzen van de republieken voor de deportaties. Maar in de dorpen tekende zich een nieuwe realiteit af. In het centrum woonden daar nu de Osseten en de nieuwe bewoners, terwijl in de uitlopers de Ingoesjeten hun nieuwe huizen bouwden.

De bloei van de Sovjet-Unie

Na de Tweede Wereldoorlog wordt de Sovjet-Unie een absolute wereldmacht. De landbouw produceerde redelijk goed en consumptieartikelen en scholing werden voor iedereen bereikbaar. De fotoalbums die iedereen ons laat zien tonen het klassieke beeld van zonovergoten Sovjetpropaganda: grote combines in graanvelden, vrolijke komsomolkampen, multiculturele klassen op school.

Eind jaren ‘70 neemt de Ingoesjetische Khava Gaisanova, geboren in ballingschap in Kazachstan, teruggekeerd naar Tsjermen in het Prigorodny-district in Noord-Ossetië tijdens haar vakantie een duik in de zee bij Sotsji.)

Sneller dan ze zelf misschien ooit gedacht hadden worden de Kaukasiërs in Centraal-Azië ingemetseld in het Sovjetsysteem dat hen tot nu toe voor hen vooral oorlog, terreur en ellende had opgeleverd. De bittere ellende van de arme en onderdrukte jaren die achter hen lagen en de deportatie naar het onbarmhartige klimaat van Kazachstan en Kirgizië zouden niet vergeten worden. Maar van de nieuwe, relatieve welvaart werd genoten.

Sneller dan ze zelf misschien ooit gedacht hadden worden de Kaukasiërs in Centraal-Azië ingemetseld in het Sovjetsysteem.

Ook de Noord-Kaukasus werd ontwikkeld. Ver afgelegen dorpen werden aangesloten op water, gas en elektriciteit en miljoenen Russische toeristen bezochten jaarlijks de kuuroorden in Zuid-Rusland en de bergen van de Kaukasus. In dorpen werden fabrieken aangelegd en iedereen had werk, hoe gefingeerd dan ook in het merkwaardige Sovjet-stelsel waar werkeloosheid niet bestond.

Kolchoz ‘Gagarin’, in de bergen van Dagestan.

Velen verlangen tegenwoordige naar de relatieve rust en voorspoed van de Sovjet-Unie.

Een oude veteraan in Tsjetsjenië, hij werkte bij de politie in Oeroes Martan, vertelde dat vroeger – in die goede jaren dus – als er een moord werd gepleegd in de republiek, er een team van tien man sterk uit Moskou invloog om het te onderzoeken. ‘Dat zou je nu eens moeten bedenken,’ lacht hij schamper en kijkt veelbetekenend. Juist de bloedige conflicten vanaf begin jaren ‘90 en de anarchie en gewelddadigheid van de jaren daarna doen velen tegenwoordig verlangen naar de relatieve rust en voorspoed van de Sovjet-Unie.

De val van de Sovjet-Unie

In razend tempo stortte de Sovjet-Unie ineen, rond 1990. Weinigen in en buiten de Sovjet-Unie hadden het zien aankomen. In de Kaukasus luidde de ineenstorting een periode van geweld en conflict in die met recht de Tweede Kaukasusoorlog kan worden genoemd, en die tot op heden voortduurt. Deze Kaukasusoorlog is geen veroveringsoorlog zoals in de 19e eeuw, maar een strijd om het behoud van invloed. Een diplomaat op het Moskouse Ministerie van Buitenlandse Zaken noemde in een interview de voormalige Sovjetstaten rond Rusland eens de kinderen van Moskou.

De Kaukasus zit diep gebakken in de Russische ziel.

Hij trok de metafoor door en begon erover dat kinderen puberen en vervelend doen, maar altijd je kinderen zullen blijven. De onevenwichtige verhouding die hier uit spreekt geldt in Rusland misschien nog sterker voor de Kaukasus. De Kaukasus zit, zoals eerder beschreven, diep gebakken in de Russische ziel. De Kaukasus is vergelijkbaar met het Wilde Westen van de Verenigde Staten: romantisch, vol van pioniersgeest en beladen met de heroïek van de oprukkende grens. Een zuidelijke droom. Misschien is het daarom dat juist in de Kaukasus Rusland meer macht en invloed wil handhaven dan in Centraal-Azië en de westelijke landen van de Sovjet-Unie. Om de Kaukasus is 200 jaar gevochten. Dat laat je niet zomaar los.

Om de Kaukasus is 200 jaar gevochten. Dat laat je niet zomaar los.

Door middel van verdeel- en heerspolitiek en militair geweld had Rusland de Kaukasus bedwongen. Precies deze middelen worden ook nu toegepast in deze Tweede Kaukasusoorlog.

Lokaal nationalisme

De verschillende opstanden en demonstraties in de jaren ‘80 en de daaropvolgende jaren dienen allemaal een lokaal doel. Vele hiervan zijn nog steeds niet opgelost en sluimeren door als kleine, lokale oorlogjes of bevroren wapenstilstanden.

De honingwatervallen in Karatsjaj-Tsjerkessië, een geliefde toeristische bestemming.

Begraafplaats in Tskhinval, de hoofdstad van Zuid-Ossetië.

Alle conflicten in de jaren ‘90 kunnen gezien worden als lokale pogingen om het Moskouse spel met de grenzen in de jaren ‘20 tot ‘40 recht te zetten. Zuid-Ossetië en Adzjarië proberen te profiteren van hun autonome Sovjet-status om onafhankelijkheid te verkrijgen. De demonstranten in Abchazië willen terug naar de onafhankelijkheid die het ooit had tussen 1921 en 1931. De Armenen en Azeri’s in Nagorno-Karabach beseffen dat deze jaren uitmaken in welk land hun kinderen geboren gaan worden: niet meer in de multi-etnische Sovjet-Unie, maar in een door Azeri’s of door Armenen gedomineerd land.

Alexander Tsjibirov “Zodra iemand een zuiver land wil, zit er altijd een ander volk in de weg. Zo klein is de Kaukasus.”

‘Het is het nationalisme dat de Kaukasiërs parten speelt,’ zegt de Zuid-Ossetische historicus Alexander Tsjibirov. ‘Zodra iemand een zuiver land wil, zit er altijd een ander volk in de weg. Zo klein is de Kaukasus. Je moet hier niet te grote ideeën ontwikkelen. Dan ben je als Jezus. Communisme heeft niet voor niets niet gewerkt.'

Alexander Tsjibirov

Foto’s van personen die tijdens het Prigorodny-conflict vermist zijn geraakt, in het museum voor repressie en deportatie, Nazran, Ingoesjetië

Oorlog in de Noord-Kaukasus

In de Noord-Kaukasus is het eerste conflict dat losbarst ook een direct gevolg van de verdeel- en heerspolitiek uit de tijd van Stalin. Tot de deportaties was meer dan 90 procent van het Prigorodny district Ingoesjetisch. Niet voor niets hoorde het toen nog bij de Ingoesjetisch-Tsjetsjeense autonome republiek. In de jaren na de deportaties in 1944 werden zo'n 60.000 Zuid-Osseten uit Georgië in het Prigorodny district gevestigd, om hier de lege dorpen en boerderijen te bevolken. Deze volksverhuizing ging zelfs door toen de eerste Ingoesjeten alweer terug kwamen uit Centraal-Azië, tot 1959. Toch bleven de Osseten bang voor de terugkerende Ingoesjeten. Een moord op een Ossetisch bestuurder in 1981 is de aanleiding voor dagen durende rellen in Vladikavkaz. De overheid geeft deels toe en stopt met de uitgifte van woonvergunningen voor Ingoesjeten, die nog steeds blijven terugkeren, maar nu illegaal hun huizen bouwen. Tegen 1990 is officieel zo'n 40 procent van de bevolking Ingoesjetisch, inofficieel zijn het er waarschijnlijk iets meer.

Magomed Agikov “Als je terugkijkt, dan zag je het conflict goed aankomen.”

'Als je terugkijkt,' zegt Magomed Agilkov, een gevluchte Ingoesjeet uit het Prigorodny-district, 'dan zag je het conflict goed aankomen. Er waren al zoveel moorden en incidenten geweest. De politie in Noord-Ossetië ging ons steeds vaker controleren en zette overal roadblocks op. Ik denk dat de Osseten alles hebben gepland. Zij hadden al vechtervaring opgedaan in Georgië en wilden ons nu definitief uit hun land verwijderen.' Begin november 1992 bepaalde de Russische president Jeltsin dat Prigorodny definitief deel van Noord-Ossetië zou blijven. Intussen had het conflict in de kleine provincie al aan zesgonderd Ingoesjeten het leven gekost. Meer dan duizend raakten gewond en 60.000 Ingoesjeten ontvluchtten het gebied. Negenduizend Osseten ontvluchtten het gebied en tweeënvijftig Osseten verloren hun leven. Pas in 1995 werd een overeenkomst getekend tussen Noord-Ossetië en Ingoesjetië over de terugkeer van vluchtelingen. Maar tot op de dag van vandaag is ruim de helft van Prigorodny verboden terrein voor terugkerende vluchtelingen. Duizenden Ingoesjeten wonen nog steeds als vluchteling in Ingoesjetië en elders.

Tsjetsjeense oorlogen

Eset Oemarov “Ik ging terug naar Tsjetsjenië, trots dat we onafhankelijk waren geworden. Maar toen brak ook hier de oorlog uit.”

Eset Oemarova

Getalsmatig gezien was het Prigorodnyconflict een peulenschil bij wat zou volgen. De twee oorlogen in Tsjetsjenië die van 1994 tot 1996 en van 1999 tot 2006 gevoerd werden kostten volgens sommige schattingen aan 150.000 mensen het leven. Honderdduizenden mensen ontvluchtten het land, allereerst de Russen en andere nationaliteiten die in Tsjetsjenië woonden, later ook de Tsjetsjenen zelf. Tijdens de eerste oorlog verdubbelde het inwoneraantal van Ingoesjetië door de instroom van Tsjetsjeense vluchtelingen. De oorlogen in Tsjetsjenië werden onbeschrijfelijk wreed gevoerd. Wie de verhalen leest van een journalist als de Russische Politkovskaja, de Poolse Jagielski of de Russische soldaat Babtsjenko, maar vooral de eindeloze getuigenissen in de rapporten van Amnesty, Memorial en Human Rights Watch bestudeert, kan een voortdurend drama aan mensenrechtenschendingen, aanvallen over en weer en een totale vernietiging reconstrueren. In het Noord-Tsjetsjeense dorp Isjeskaja Isjeskaja, Tsjetsjenië Tsjetsjenië, Rusland zag Eset Oemarova de Russische legers langstrekken. ‘Wij waren verjaagd uit Kazachstan,’ herinnert ze zich. ‘Toen Kazachstan onafhankelijk werd ontstonden in sommige streken opstanden tegen de Tsjetsjenen. Ik ging terug naar Tsjetsjenië, trots dat we onafhankelijk waren geworden. Maar toen brak ook hier de oorlog uit.’ Eset beheert een winkeltje aan de weg. Het is de doorgaande weg van Mozdok, een garnizoensstad in Noord-Ossetië, naar Grozny. ‘Duizenden soldaten en tanks zijn hier voorbij getrokken,’ zegt Oemarova. ‘Ze waren volslagen onberekenbaar. De meesten waren dronken en agressief.’ Oemarova heeft haar familie door de oorlog heen bijeen weten te houden. Haar huis werd wel vernietigd. Nog steeds, zes jaar na de laatste oorlog, zijn ze bezig met het opknapwerk. ‘Het was een enge, onvoorspelbare tijd,’ zegt Oemarova. ‘Maar het is voorbij.’ Veel meer wil ze er niet over kwijt. Samen met haar dochter plukt ze snel wat aardbeien uit de tuin en zet die op tafel voor haar gasten, begeleid door een schuimend glas vers gemolken melk van eigen koe.

Onafhankelijkheid

Het begon allemaal zo euforisch. In 1991 werd midden in Grozny een monument voor de deportatie opgericht, een beeltenis van een koran met twee handen ernaast die uitgestrekt naar de hemel wezen. Sinds de onafhankelijkheidsverklaring door haar zelfgekozen president Doedajev was Tsjetsjenië voor het eerst in eeuwen weer de baas in eigen land. In verslagen kom ik de feesten tegen waarmee dat gepaard ging. Treurmarsen over de deportatie en de Kaukasusoorlog werden afgewisseld met uitingen van enorme blijdschap dat het grote verdriet van het land eindelijk herdacht kon worden. Twee oorlogen later is van het monument niet veel meer over dan een hoopje stenen.

Het Rusland in verval kon de overmoedige Tsjetsjenen niet aan.

Het Rusland in verval kon de overmoedige Tsjetsjenen niet aan. Terwijl ze de grote, verwoeste steden bezet hield bleven de Tsjetsjenen de baas in de bergen en op het platteland. De Russen zetten loyale Tsjetsjenen in het dagelijks bestuur in de hoop zo de gunst van de bevolking te winnen. Maar in 1996, na ruim twee jaar oorlog, zette een gecombineerde Tsjetsjeense aanval de Russen in Grozny schaakmat. Steuntroepen werden vernietigd en na enkele dagen vechten was het afgelopen. Het Russische leger tekende een wapenstilstand. In 2001, zo werd afgesproken in het Chazavjoert-akkoord, zouden Rusland en Tsjetsjenië opnieuw praten over de wederzijdse relaties. President Masjkadov (de opvolger van Doedajev, die in 1996 door een satelliet-gestuurde raket gedood werd) werd officieel uitgenodigd in Moskou. De oorlog leek een politiek succes. Maar Tsjetsjenië verwerd tot een anarchistische staat zonder duidelijk gezag waar lokale milities de dienst uitmaakten.

Nieuw Stalingrad

Arkadi Babtsjenko ging als soldaat naar beide Tsjetsjeense oorlogen. Hij ziet hoe op straat Russische soldaten de nek wordt doorgesneden door Tsjetsjeense soldaten en hoe als geestverschijningen Russische vrouwen dwars door Tsjetsjenië dwalen, op zoek naar hun zonen, de vermiste Russische soldaten. Ook de moeders worden soms verkracht, vermoord en verbrand. Over de Tsjetsjeense oorlogen is nu eenmaal weinig heroïsch te zeggen.

Over de Tsjetsjeense oorlogen is nu eenmaal weinig heroïsch te zeggen.

Zijn boek 'One Soldiers War' is een prachtig, maar hard boek. Je zou het boek in de traditie van Poesjkin en de overige Russische oorlogs- en Kaukasusschrijvers kunnen plaatsen, want ook Babtsjenko wordt verleid door de Kaukasus. Hij mijmert over het groene gras, de geurende abrikozen en hoe dit bestaan, soldaat in de Kaukasus, wel het echte leven moet zijn, net als zoveel schrijvers voor hem dachten. Tegelijkertijd begrijpt hij niet hoe hier oorlog kan zijn. 'Oorlog,' schrijft hij, 'zou moeten gebeuren in de poolcirkel, waar het donker en koud is. Niet hier, waar de dagen zo mooi zijn, maar waar ze de Russische soldaten in zilveren zakken, dood, terugbrengen naar het moederland.' Babtsjenko beschrijft Grozny als het Stalingrad dat hij kent uit de Sovjetpropaganda. Een dode, verwoeste stad. Een stad waar bange konvooien doorheen scheuren en onderweg lijken aan stukken rijden, die niemand durft af te voeren omdat er altijd wel ergens een sluipschutter op de loer ligt.

De handel in wapens met de Tsjetsjeense rebellen was levendig en profijtelijk.

Mikro-Raion 3 in Grozny in 2011, als de stad al bijna volledig herbouwd is.

Babtsjenko’s literaire verslag geeft een ontluisterend beeld van het Russische leger. Het gangbare beeld van die tijd is al dat Rusland in volkomen chaos verkeerde. Babtsjenko beschrijft meer nog dan die chaos een volkomen moreel failliet. Een leger waarin rangen, standen en senioriteit worden gebruikt voor de meest gruwelijke ontgroeningen, waarbij niet zelden jonge soldaten omkomen, zelfmoord plegen of deserteren. De handel in wapens met de Tsjetsjeense rebellen was levendig en profijtelijk. Net als beschreven in de boeken over de eerste Kaukasusoorlog in de 19e eeuw worden ook nu gevangen genomen soldaten door de Tsjetsjeense milities tewerkgesteld. Dat geluk hadden alleen de dienstplichtige soldaten, de huurlingen werden meteen vermoord.

Begin van de terreur

In deze chaos gedijde een man als Sjamil Basajev het best. Vernoemd naar de legendarische Imam Sjamil, vocht Basajev in Nagorno-Karabach en Abchazië voor de oorlog naar zijn eigen land kwam. Basajev was de durfal, de man die naar extreme middelen greep als zijn politieke leiders met Moskou onderhandelden over wapenstilstanden en politieke oplossingen voor de oorlog. Basajev kocht Russische legereenheden om en reed in 1995 met een groep strijders naar het Zuid-Russische Boedennovsk om daar een ziekenhuis en honderden mensen te gijzelen. De gijzeling kwam als een enorme schok voor Rusland. Drie dagen lang bestormden Russische troepen het ziekenhuis, maar zorgde daarmee vooral dat er meer dan 100 burgerslachtoffers vielen. Na enkele dagen kreeg Basajev een vrijgeleide en ging met enkele gegijzelden als menselijk schild terug naar Tsjetsjenië. Het werd een zegetocht. Basajev had definitief een heldenstatus.

De jihad en de onafhankelijkheid moesten verder uitgedragen worden. Basajev besloot groter te denken.

Premier Poetin

Net als in de Kaukasusoorlog was Tsjetsjenië alleen voor Basajev en de zijnen niet genoeg. De jihad en de onafhankelijkheid moesten verder uitgedragen worden. Basajev besloot groter te denken. Halverwege 1999 stelde Jeltsin FSB-voorman Vladimir Poetin aan als premier. Eind 1999 volgde Poetin Jeltsin op als president. Sjamil Basajev zou hem de instrumenten in handen geven om zijn macht definitief te vestigen. Nog geen week na Poetins aantreden viel Basajev met een kleine troepenmacht de buurrepubliek Dagestan binnen. Tegelijkertijd stortten in Moskou op mysterieuze wijze flatgebouwen in elkaar. De ware gang van zaken zal nog lang duister blijven. Volgens de regering zaten hier Tsjetsjeense terroristen achter, volgens ooggetuigen en enkele journalisten was dit een operatie van de Russische veiligheidsdiensten. De aanslagen kostten aan bijna 300 mensen het leven, meer dan 600 raakten gewond. Het was meer dan genoeg aanleiding voor Poetin om Tsjetsjenië opnieuw aan te vallen. Basajev was het zelfverklaarde brein achter de meest spectaculaire aanslagen. Al in 1999, bij het begin van de Tweede Tsjetsjeense oorlog verklaarde hij dat de strijd moest worden geëxporteerd naar buiten Tsjetsjenië door middel van 'kamikazeaanvallen' in Rusland. Basajev eiste de verantwoordelijkheid op voor de Theater Dubrovka gijzeling, voor Beslan en voor bijna alle grote terreuraanslagen in Rusland tot aan zijn dood in 2006. Toen Basajev de aanslag in Beslan opeiste bood hij president Poetin 'veiligheid in Rusland in ruil voor onafhankelijkheid in Tsjetsjenië' aan.

Toen Basajev de aanslag in Beslan opeiste bood hij president Poetin ‘veiligheid in Rusland in ruil voor onafhankelijkheid in Tsjetsjenië’ aan.

Na de mislukte inval in Dagestan van 1999 laat Basajev nog twee keer zijn militaire macht en bluf zien, bij de inval in Nazran, de grootste stad van Ingoesjetië in 2004, en de inval in Nalchik, de hoofdstad van Kabardië-Balkarië Kabardië-Balkarië Rusland , in 2005. De inval in Nazran in 2004 was misschien wel de meest gewaagde. Met een grote groep strijders hield Basajev de stad een kleine nacht lang bezet, brak enkele wapenmagazijnen open en viel overheidsgebouwen aan. Vlak voor het Russische leger de stad binnentrok vluchtten de rebellen met vele honderden buitgemaakte wapens, waarvan enkele later werden teruggevonden na de gijzeling in Beslan. Een jaar later vielen de rebellen Naltsjik binnen volgens hetzelfde recept. Basajev stierf toen hij een wagen vol wapens inspecteerde nabij het Ingoesjetische dorpje Ali-Joert, hemelsbreed zo'n vijf kilometer van het huis van Khava. Een landmijn ontplofte, waarna de al jaren voortvluchtige Basajev werd opgeblazen. De FSB claimde de aanslag te hebben voorbereid. Basajev was – met de invasie in Dagestan in 1999 en de grootschalige, gewaagde gijzelingen en terreuraanslagen – de wegbereider van de huidige, pan-Kaukasische opstand. Een opstand die zich meer en meer buiten het met strakke hand door de pro-Russische Ramzan Kadyrov geleide Tsjetsjenië begeeft. Tegenwoordig zijn Dagestan, Ingoesjetië en Kabardië-Balkarië veel meer dan Tsjetsjenië zelf de grote brandhaarden in het gebied.

Hoofdstuk VII gaat over de huidige gevolgen van het geweld in de de Noord-Kaukasus. Hoofdstuk III vertelt meer over de economische situatie in de Noord-Kaukasus. Lees meer over de Noord-Kaukasus, een geschiedenis van geweld en conflict in 'De geheime geschiedenis van Khava Gaisanova' op ISSUU. 'De geheime geschiedenis van Khava Gaisanova' is ook te koop in onze webshop en in alle boekhandels. Twee sketchbooks van The Sochi Project gaan over de Noord-Kaukasus, zoals Life Here is Serious, over worstelen (issuu + webshoplink) & Safety First, over Tsjetsjenië.

The secret history of Khava Gaisanova / De geheime geschiedenis van Khava Gaisanova Life Here is Serious Safety First